Kroniek van Roermond 1781-1835
In "Publicatons de la société historique et archéologique dans le duché de Limbourg van 1865 trof ik een artikel aan, onder redactie van Jos habets, welk de letterlijke weergave betreft van een kroniek van een inwoner uit Roermond. Het gaat om Sebastian van Beringen, hoofdbeambte bij fabrieken en molens aan de Roer. Waarschijnlijk heeft hij in de betreffende periode aantekeningen gemaakt en die tegen het eind van zijn leven opnieuw opgeschreven met aanvullingen uit zijn herinneringen. Af en toe staan er dingen die duidelijk met zijn werk van doen hebben, zoals opmerkingen over hoog water, de vangst van een uitzonderlijk grote steur of vele zalmen. Maar hij is vooral buitengewoon sterk begaan met het wel en wee van priesters en kloosterlingen en een groot deel van de kroniek is daar dan ook aan gewijd. Al lezende krijg je een beeld van de dingen die er in die tijd speelden. We maken de overgangen van Oostenrijkse, inclusief de korte Brabantse opstand, naar Franse, Hollandse en tot slot naar Belgische bewindvoerders mee. De moeilijkste tijd in deze periode lijkt vooral het tijdvak 1794 tot 1799 te zijn, waarin de Fransen steeds strengere repressies gaan toepassen, vooral m.b.t. de geestelijkheid. Daarna wordt het snel beter. De kroniek eneindigt met een uitgebreide beschrijving van de feestelijkheden in 1835 van het 400 jarig jubileum van Kapel in 't Zand. Ik maak een brede selectie uit deze kroniek en geef de tekst, behoudens enkele delen die ik samenvat, in oud-Nederlands weer.
Andere interessante ooggetuigenverslagen van deze tijd:
Correspondentie 1798 Kanton Roermond met Departement Nedermaas te Maastricht
Dagboek Pastoor Borret uit Herten
Drie kleine kroniekjes uit Roermond
1781 Arriveerde in Roermond den keizer Joseph II en vertrok nog dienzelfden dag naar de vrije rijksstadt Acken. Hy heeft gelogeerd in de Hotel van den keyser, onder de naam van graef van Falkensteyn.
Tegenwoordig is het hotel, na een grondige renovatie, ingericht als stadsbibliotheek en museum over de geschiedenis van de stad Roermond.
Foto september 2006, Pieter Simons
1785 den 15 Augustus vierde men het vyftigjarig Jubilé van onze L. Vrouw in het Zand en hetzelve heeft geduurd tot den feestdag van de Geboorte, ingesloten de Octave. De geheele stadt en de Capelderweg waren beplant met lofdichten, arcken en boomtjes, en ieder godvreezende ziel heeft zich verblyd op dit feest; den toeloop van menschen is zoo groot geweest, dat deselve niet hebben geherbergt konnen worden.
1789 is begonnen de Brabantsche revolutie.
1790, den 1ste January, werden de Keyzerlyke adelaeren afgedaen en de Geldersche wapens in de plaetse gesteld.
1790, den 13 January, quamen de Brabantsche patriotten binnen onze stadt. Terstond werden de broederschappen en processiën hersteld, die door Keyzer Joseph II in het jaer 1784 waren te niet gedaen.
1790, den 18 Juny, sloeg den blixem in den tooren der Cathedrale kerck onder het beeld van den H. Christoffel, niet sonder groote schade. men heeft in den selven jaere dat laeten herstellen en vermits het verguldsel van het beeld door ouderdom vergaen was, soo hebben de deekens of zoogenoemde thienmannen eene collecte gedaen, voor het nieuw vergulden van het beeld. En alsoo door den yver der thienmannen en raedsheeren die uytmaakten de regering, wie mede door de goedhertigheyt van de borgers, is hetzelve beeld door den borger Antonius Burghoff van Roermond verguld geworden.
1790, den 20 February is gestorven keyzer Joseph II
1790, den 6 December werden de Brabantsche patriotten ontwapend door eene menigte van borgers onder de aanvoering van den heer Baron van Bylandt.
1792, den 13 September, viel een verschrikkelyk vier uit de locht hier in de stad en rondom dezelve; jae om desen tyd heeft men gesien een doodshoofd met een zwaard en eene roede naar de kanten van het dorp Neer. Ik laet aan ieders oordeel over van te denken wat dit beteekend. Maer wat my aengaet segge, dat men in vroeger tyden meer diergelyke teekens gezien en gehad heeft, waarnaer groote gevolgen en droeve voorvallen gevolgd zyn, zo als van oorlogen, beroertens in den lande, dier tyden en smettelyke ziektens; en nu de gepasseerde jaeren eens met de nog komende samenvoegende soo als ik sal komen te verhaelen, soo dunkt my, dat die teekens voorboden zyn geweest der volgende rampen.
1792, den 1 Meert, sterft den sachtmoedigen en mildadigen Keyser Leopold II.
1792, den 10 December verlieten de Keyserlycke troeppen onse stadt, in het aenbreken van den dag, naer alvorens s'avonds de genoemde Roode brug, in brand gestoken en andere beletsels gesteld te hebben, om den spoedigen inval der Franschen te beletten.
1792, den 11 December, komen de Franschen binnen de stadt.
1793, den 21 January, werd de Koning van Vrankrick, Ludovicus XVI, onthoofd.
1793, den 4 Meert worden de Franschen geattaqueerd tot Swalmen, maar de Pruyssen syn genoodsaekt geweest van te retireren. De 4 dito, op denzelfden dag syn de Franschen geattaqueerd geweest omtrent Meerhem, eene halve uur van de stad, soo dat de Franschen genoodsaekt syn geweest van te retireren, de roode brug af te breken en zich te begeven naer de stad, ende dezelve nagt de stad te verlaeten. De Keyserlycken syn vervolgens binnen gekomen den 5 's morgens, met verlies van bynae geen volk van wedersyds. Dry achtervolgende dagen heeft de stad sware inkwartieringen gehad van de Keyserlycken, die met duysenden de Franschen vervolgden; soo dat te bemerken is, dat één middelmatige burger heeft in quartier gehad en te eeten moeten geven aen 30 tot 40 jae tot 50 man.
1793, den 17 April is gestorven de Hoog Weerdige Heer Philippus-Damianus marckgrave van Hoensbroek, onsen dierbaren bisschop van Roermonde.
1793, den 16 October is de weduwe van koning Ludovicus XVI, in de dood van het schavot haren man opgevolgd.
1794, den 5 July werd de kerk der Minderbroeders en den 7 dito, die van de Religieusen Urselinen vol Keyzerlycke gebiletteerden gelegd en dit duerde tot den 12 van deszelfs maend. En vermits de Franschen almeerder avanceerden, soo sagh men binnen onse stad eene menigte vlugtelingen uyt Franckrijck en Brabant, soo geestelycken, ordespersonen van beyde geslachten, als wereldlycken getrouwd en ongetrouwd.
1794 In denselven maend July quam een order, dat alle Franschen gevluchten, priestes of religieusen sich moesten retireren buyten de stad.
1794, den 27 September vlugte het Cathedrale kapittel der Domkerk.
1794, den 3 October, verlieten de Keizerlycken 's nachts stillekens de stad. Men heeft in den tyd van dit jaer groote zwaere siektens gehad.
1794, den 4 October, synde feestdag van den H. Franciscus, syn eenige Fransche husaren binnen onse stad gekomen, die aen eenige Heeren, die hun in het gemoet kwamen eenige croonen, jae selfs hunne horlogiën vraegden, en uyt vreese deze ook van deselve hebben ontfangen.
1794, in den maend October, werd het bisschoppelijk hof tot een fransch militaire hospitael aengelegd, tot groote droefheid der inwoners. Alles werd van binnen uit soo uitgebroken, dat het meerder scheen te wesen eene groote vlakke schuur (vermits de voornaemste onderslagen werden uytgeworpen) dan een bisschoppelyk paleys. Insgelykx ook de cancellary gelegen naest hetselve hof, is op deselve manier ingeregt, afgebroken en vermaeckt tot hospitael. Den 30 deszelfs maends werd den autaer uit de capel van het bisschoppelyk hof afgeworpen. Binnen denselven heeft sig bevonden eene kist met H. reliquiën of sanctuaria, die men terstont naer de cathedrale kerk heeft overgebragt.
1794, den 4 Nov., werd de kerk van de abdye Munster gerequireert tot werkplaets voor de smeeden; maer door yver van de borgers is hetselve belet, en de smedery is gemaekt in het Convickt. Hier dient besonder tot eer van de borgers gesegd te worden, dat soo menigmael men in Roermond iets wilde doen of maken in of tegen kerken of cloosters, dat alsdan allen yver werde aengewend, om hetselve soo veel in hun was te beletten, waervan wij verders in 't vervolg sullen handelen.
1795, den 26 Febr. werd afgekondigd, dat men verpligt was voor de regeringe of soogenaemde municipaliteit te trouwen, en dat alle kerkelijcke huwelijcken, sonder die van de regeringe onwettig souden syn. Echter bleef het eenieder geoorloofd voor eenen priester te trouwen.
1795, den 10 Meert werd den boomder vrijheid geplant met groot musieck, onder het gelui van klocken en met vele ceremoniën. Op dienselven dag werd geordoneert het draegen der cocarde; de draegers van den vrijboom syn alle gerequireert geworden.
1795, in de maenden van Juny, July tot in den maend Augustus heeft men alhier sulke schrikkelycke duurte in de graenen gehad, dat het onmogelyk sal schijnen te gelooven aen onse naekomelingen. Een malder tarwe kostte 150 schillingen, een malder rogge 114 schillingen en de andere graenen naer rato. Een roggebrood van 10 pond heeft men verkocht aen 36 stuiver cleefsch.
1796, den 19 Mey, hebben de borgers de nieuwe haven gemaekt, door de Roer in de Maes te leyden. Eenige borgers hebben vrywillig hieraen gewerkt, anderen hebben hiertoe geld gefourneerd.
1796, den 2 July, werden door de Franschen alle tienden en accynsen afgeschaft, waerdoor de meeste geestelyke instellingen, soo kloosters, capittels en anderen groote schade werd toegebragt. Hieruit syn ontstaen groote geschillen tussen de boeren die sich bedienden van de Fransche publicatie en de geesteykheid, die zich beriepen op de kerkelijke ordonnantiën en voorschriften der Conciliën.
1796, den 28 September, werd gepubliceert de vernietiging der Cloosters, achtervolgens de Fransche wet, die geen clooster, slot of cloosterbelofte, als strijdende met de vryheid, toelaet.
1797, den 13 February, heeft zich alhier vertoont eene droeve tragedie, die men in twee of drie eeuwen niet gehoord en heeft. Naermiddag tusschen 3 en 4 uren vertoonde sig de Franschen commissaris met den agent F. van Borren, vergeselschapt met eenige chasseurs en gendarmen met hunne wapens in de hand, en in sulk order, als of deselve hadden moeten gaen vegten tegens hunne vyanden; men sag deselve met allen haest en vreedheyd naer het convent van de minderbroeders toe reyden en met eenen drift met de paerden het klooster inneemen alsof het hadde eene batterij geweest. Men sag hier eene menigte borgers en borgeressen op de straet voor het klooster geschaerd en het was grootelycks te vreesen voor eenen oproer, om reden van het misnoegen en om de groote liefde, die deselve borgers tot de paters droegen. Men hoorde al van eenigen seggen: dit moeten wy niet toestaan, een ander zeide: wy willen ons met geweld daartegen versetten; één derde: laet ons met geweld het klooster ingaan, wie weet hoe deselve mishandeld worden? soo dat de oproer aanstaande was. De paters vol vrees, datter iets om hunnen wil soude voorvallen, hebben middel gesocht om aen de borgers te konnen spreken. Eyndelyvk is de pater koster, met naeme Wouters, aen de deur des convents gekomen en heeft alsoo de borgers toegesproken van sig te stillen en vreedsaem te blyven, want dat men sig moet schikken in den wil des Heeren en meer andere vermaningen. Terwyl hij nog besig was met spreken, is gekomen de brigadier van de gendarmen en stiet hem met synen voet het klooster in. De borgers, siende dat de oproer tot naedeel van de paters soude strekken, hebben sig gestilt, sonder nogtans dat het klooster van hun verlaten werd. Men heeft het klooster alsdan gesloten en de deur beset met gewapende mannen. De commissaris riep den pater Guardiaen tot rekening, met naem van Loosen, van Roermond geboortig, wiemede den Eerw. pater Wouters, koster der kerk, geboortig van Mecheln. Terwyl dezelve besig waeren, doorliepen de soldaten de kerk en het klooster. Men heeft nae de opening der kerk het crucifix van den altaer van den H. Franciscus in stukken gevonden, alsook eenen arm afgehouwen van het beeld van onze Lieve Vrouwe. Jae men heeft hun sig sien aan het volk vertoonen int misgewaed, de cingels om hun ligchaam gedraaid als een priester. Anderen droegen se aen de saebels, andere om hunnen chasseurs-mutsen. Jae men heeft se nog denselven avond, in de herbergen gesien met deselve, by vorme van nestels om hunnen schouders, en de amicten droegen se als neusdoeken in hunne sakken. Ik geloove niet dat dit hunnen orders syn geweest. De oploop duerde tot omtrent 's avonds 8 uren, als wanneer de commissaris en agent met eenige gewapende mannen uit het klooster kwamen en seyden aen de borgers, dat de paters nog souden blyven tot des anderen daags; dit was om het volk hierdoor van het klooster af te trekken, hetgeen ook van veelen verlaeten werd. Echter kwam het ongelukkig uur van hun vertrek. Naer alvoorens den segen of benedictie des Guardiaens ontvangen te hebben, in presentie van nog eenige Franschen, die nog binnen waeren gebleven, geleidde men hun één voor één tot aen de deur met eene brandende keerse in de hand. De paters waren van dien oogenblik van alles ontslaegen, uitgenomen de guardiaen en de koster, die nog voor eenige saeken responsabel bleven.